L.F.W. Adriaenssen § 7. Bilderdijk, Burckhardt, Ten Brummeler Andriesse, Van Reysen1 I. IZAAK BILDERDIJK2 is op 7 september 1720 te Amsterdam geboren. Hij was een zoon van Jan Bilderdijk en Dorothea Ludeke. Op 15 april 1745 promoveerde hij de Actione muscolorum te Leiden en hij schijnt daar vrij losjens geleefd te hebben, zoals zijn beroemde zoon wist, aldus vervolgende: Boerhave en Sydenham waren zijne Helden en Orakels: aderlating, buikzuiveringen, en verkoeling, zijne panacéen; mits men echter dit woord in eenen gezonden zin opvatte. De keus zijner geneesmiddelen was eenvoudig; en bracht hem den praktijk aanvaardende, weldra in eene algemeene vijandschap met de Apothekers, die zich over zijn afkeer van kostbare middelen, en weinig voorschrijven altijd beklaagd hebben. Tijdens de anti-oligarchistische Doelistenwoelingen in 1748 stelde hij zich nadrukkelijk Oranje- en stadhoudergezind op, wat hem een deel van zijn klantenkring kostte. Om behoorlijk de kost te kunnen blijven winnen, pachtte hij voor ƒ 2000 per jaar het opzicht van de maniantie. Sinds 1750 schreef hij gelegenheidsgedichten voor de families Duyzenddaalders en Pelgrom de Bie en op 9 juli 1753 trad hij te Amsterdam in ondertrouw met Beetje (Sibilla) Duyzenddaalders3, die aldaar op l augustus 1731 was geboren als dochter van de schipper Willem Duyzend- | 6 | ||||||||||||||||||||||||||
daalders en Isabella Pelgrom de Bie. Aanvankelijk woonden zij op de Westermarkt aan de zijde van de Leliegracht, in een huis met een' van ter zijde opgaanden stoep, onder welken ook een ingang was, of zoo men 't plag te noemen, een huis met een onderhuis; omtrent op de helft van dat blok huizen wellicht iets meer naar de Prinse- dan naar de Keizersgracht, zoals zoon Willem in het volle bewustzijn van de historische betekenis van zijn geboorteplaats schreef. In 1754 verhuisde het gezin; als adres wordt in 1778 en 1787 de Joden-Amstel nabij de Magere Brug opgegeven. Izaak Bilderdijk M.D. was een klein, zwart, deftig man, met zijne lange zwartgrijze overhangende wenkbraauwen (ook den zoon eigen), van een donker, ongevallig, te rug stootend voorkomen, - een man om bang voor te worden. Beetje zijn vrouw was meer een driftig, wrevelig en gemelijk type. Zij leed volgens haar wonderkind aan die oud-Amsterdamsche puntlijke netheid, die men maltantigheid noemt, en waarin zij opgevoed was en geheel en al leefde, maar slaagde er door de drukke kantoorbezigheden aan huis van haar man niet in het huishouden naar waarachtig maltantige normen te bestieren. Beetje Duizend daalders overleed te Amsterdam op 15 mei 1789, Izaak Bilderdijk aldaar op 5 maart 1798. Hun kinderen waren:
| 7 | ||||||||||||||||||||||||||
| 8 | ||||||||||||||||||||||||||
II-a. WILLEM BILDERDIJK9 was de prominentste kapelaan die de Sint-Janskerk van Den Bosch heeft gekend. Hij was geboren te Amsterdam op 7 september 1756, assisteerde sinds 1776 zijn vader als boekhouder, ging in 1780 te Leiden rechten studeren en promoveerde in 1782 tot doctor in die discipline. Hetzelfde jaar vestigde hij zich als advokaat te 's-Gravenhage. Op 21 juni 1785 trouwde hij te Amsterdam met Catharina Rebecca Woesthoven, de op 21 april 1763 te Dantumawoude geboren dochter van Jan Woesthoven en Wiepke Jacobs. Toen het huwelijk in 1802 door Bilderdijk ontbonden werd verklaard, woonde hij al vijf jaar samen met de dichteres Katharina Wilhelmina Schweickhardt. Zij was een dochter van de graveur Hendrik Wilhelm Schweickhardt | 9 | ||||||||||||||||||||||||||
en van Magdalena Josina van Olst, was op 5 juli 1776 geboren te 's-Gravenhage en overleed te Haarlem op 16 april 1830. Willem Bilderdijk werd in 1795 als felle orangist door de Bataven uitgewezen, verbleef tot 1806 in ballingschap in Duitsland en Engeland en leefde terug in Nederland te Amsterdam, Leiden en Haarlem als privaat-docent en van een koninklijk jaargeld. Op 18 december 1831 is hij te Haarlem gestorven.
Nadat op 17 april 1772 zijn bloedverwant Floris Pelgrom de Bie was overleden, confereerde de patrones van het Bacx-koorke, Femmetje Pelgrom de Bie, op 22 mei 1773 de vakante kapelanie aan Willem. De interval van meer dan een jaar is vermoedelijk een gevolg geweest van de pretenties van andere kandidaten, waarbij vooral gedacht moet worden aan Andries van Balen, een neef van Bilderdijks moeder, die een graad nader verwant was aan Ghyssel Back en volgens diens stichtingsakte meer rechten had. Hoe het ook zij, na de collatie supplieerde de patrones op 26 mei 1773 bij de S t at en-Generaal om een approbatie. De generaliteitsrekenkamer bracht op 11 oktober 1773 een positief advies uit en twee dagen later gaven de Staten hun fiat.
Door zijn afstamming van Ghyssel Back was Bilderdijk in liet bezit van enige genealogische dokumentatie, die zijn fantasie sterke impulsen heeft gegeven. Door enkele kunstgrepen met de stamboom-Pelgrom de Bie liet hij zich afstammen van zijn stief-voormoeder Jut van Veen en via haar van de heren van Heusden, de graven van Kleef en de legendarische graven van Teisterbant. Eenmaal in adellijke regionen aangekomen was het einde zoek: keizers en koningen verdrongen zich onder Bilderdijks voorvaderen en in menig dichtwerk bedeelde hij hen met hoofden bijrollen. De stadhouderlijke familie noemde hij zijn neven en nichten en zijn kinderen vernoemde hij niet naar zijn ouders Izaak of Sibilla, maar Elius naar een gewaande voorvader, de in 734 overleden zwaanridder, Alexis naar de Byzantijnse keizer van die naam, Alfred naar Alfred de Grote, koning van Wessex, wiens broer 'Ezelijn' (Aethelred) het wapenschild van Heusden had verrijkt met twee ezelsoren, of Adelheide naar Adelheide van Aquitanië, vrouw van de in 790 overleden graaf Ludolph van Kleef en Teisterbant. Geïnspireerd door Elius heette hij zich patroon van een ridderorde van de zwaan (die al generaties in de familie zou
| 10 | ||||||||||||||||||||||||||
zijn) en getooid met het ordeteken liet hij zich op een miniatuur konterfeiten. Zijn vrouw moest zich madame de Heusden noemen en zijn dochter trouwde in 1808 als Louise van Teisterbant, welke naam Bilderdijk zelf ook meermalen als burger of publicist bezigde. Zijn familiewapen, een woelige zee die wordt gestuit door een rots van een dijk, verving hij door een cachet (gegraveerd door zijn schoonvader), bestaande uit het schild van Kleef met Heusden als surtout, getooid met een open helm met een vrijherenkroon, waarboven een stierenkop tussen de twee ezelsoren van Ezelijn; achter het schild de vanen van Teisterbant en Heusden; een witte zwaan hing aan een lint van het schild af en alleen de wapenspreuk SEMPER IDEM herinnerde nog aan de burgerlijke Bilder dij klier aldiek. Na het overlijden van zijn oudoom Emanuel Pelgrom de Bie in 1798 gaf de patrones het vacerende beneficie aan Willems broer Izaak Bilderdijk. Willem was in alle staten: de kapelanie had behoren te worden begeven aan zijn zoon Elius, die immers zijn opvolger als hoofd van de 'dynastie' was. De patrones kon hij nog enigszins vergeven, zij was gewoon een domme tante, maar broer Izaak was ronduit te kwader trouw.
In 1803 lagen de gebroeders elkaar weer dwars toen zij beiden, bovendien vergezeld van Michilda Maria Pelgrom de Bie, solliciteerden naar het patronaatschap van het Bacx-koorke. In de geschiedenis van het koor had een patroon vaak ter wille van een heel wat lukratiever beneficiaat van zijn positie afgezien, het omgekeerde was een novum. Duidelijk is, dat Willem Bilderdijk zich een financieel offer van meer dan 100 gulden per jaar wilde getroosten om door middel van het patronaatschap een juridisch tintje te geven aan zijn positie als familiehoofd; het patronaatschap verving het adelsdiploma voor een man door wiens aderen zoveel heldenbloed vloeide, dat zijn pen bijkans te kort schoot als het op de romantische dokumentatie ervan aankwam. Bij staatsbesluit van 30 augustus 1803 werd Willem Bilderdijk als patroon erkend.
Onder Bilderdijks bestier doorstond de aloude stichting een groot aantal politieke omwentelingen en veranderingen. Geruime tijd leek het erop, dat het Bacx-koor in de Omwenteling ten onder was gegaan, ten eerste door de gedeeltelijke afschaffing van de
| 11 | ||||||||||||||||||||||||||
'Stamgebied' van Willem Bilderdijk van Teisterband volgens zijn eigen visie. (H.W. Tydemans (uitg.), W. Bilderdijk, Geschiedenis des vaderlands, dl I (Amsterdam, 1833) 193. | 12 | ||||||||||||||||||||||||||
oude feodale rechten en ten tweede doordat Bilderdijk in 1803-1808 en 1813-1818 vermoedelijk de inkomsten van de vakante beneficies heeft ingepikt, mogelijk door het overlijden van de kapelaans te verzwijgen. Hij ondernam de nodige juridische en diplomatieke stappen (onder andere een schrijven aan koning Willem onder de naam Willem van Teisterband genaamd Bilderdijk) om het behoud van de stichting te waarborgen en kreeg in 1824 op alle fronten gelijk. De kinderen van Bilderdijk waren:
| 13 | ||||||||||||||||||||||||||
| 14 | ||||||||||||||||||||||||||
| 15 | ||||||||||||||||||||||||||
III. LOUISE SIBILLA BILDERDIJK12 werd op 8 september 1785 te 's-Gravenhage gedoopt en trad op 4 april 1808 als Louise van Teisterband in het huwelijk met dr Wijnand Ehrenfried Burckhardt, arts te Noordwijk. Deze was op 4 juli 1776 gedoopt te Leiden als zoon van Christiaan Ehrenfried Burckhardt en Wijnanda van de Velde, was eerder getrouwd geweest met Anna Agnes Hoorn en overleed te Hoorn op 17 december 1844. Louise solliciteerde na het overlijden van haar vader naar het patronaatschap van de familiestichting, maar kwam hangende de procedure op 7 augustus 1832 te Haarlem te overlijden. Van haar kinderen speelden de volgende twee een rol in de historie van het Bacx-koor:
| 16 | ||||||||||||||||||||||||||
Konform Willems genealogische testament diende zich, overigens na een interregnum van vijfjaar, allereerst zijn broer Izaak aan. Hij vroeg op 5 april 1836 aan de Minister van Binnenlandse Zaken te mogen resigneren van zijn beneficie om patroon te worden, alsmede tot het genot van de weide aan welke hetzelve patronaat is verknocht. Het verzoek werd vlot afgewezen. Op 29 april herhaalde Izaak zijn verzoek en wees erop, dat Lodewijk Willem Bilderdijk buiten tegenspraak de naastgerechtigde tot het patronaat was, maar reeds een beneficie had, niet wilde resigneren en 't geen ook met zyn financieel belang, als zynde in den militairen stand en ongehuwd, niet zoude overeenkomen, dat het patronaat, behalven eene geringe huur der weide, geene inkomsten oplevert. Over de afwijzing deed de minister dit keer anderhalve maand. Daarop haalde Izaak zijn neef over om af te zien van zijn pretenties, waarop Lodewijk Willem op 7 mei 1836 voor een notaris te Grave en nogmaals op 20 juli 1836 ten overstaan van de burgemeester van Groningen voorgoed van het patronaatschap afzag. Gewapend met deze resignatie ondernam Izaak in november 1836 een derde poging, die zes weken later afketste op de mening van de minister dat hij niet de naaste in graad was. Met volstrekt legitieme argumenten: - hij was de naaste in graad, legde een aantal historische voorbeelden van patronaatschap over, benadrukte dat er geen andere kandidaten waren en citeerde uit de stichtingsakte van 1455 -, ondernam Izaak Bilderdijk in augustus 1837 ten vierden male de gang naar Den Haag, waar evenwel Binnenlandse Zaken bleef volharden in een onjuiste interpretatie van het begrip 'naaste in graad': de naaste verwant was volgens de minister de oudste nakomeling in de oudste afstammingslinie van de laatste patroon, in casu het oudste kind van Louise Bilderdijk, die het oudste kind was geweest van de laatste patroon. In september 1837 solliciteerde Christina Wijnanda Burckhardt, oudste kind van Louise Bilderdijk, naar het patronaatschap. Een nieuwe moeilijkheid rees: een vrouw kwam niet voor de post in aanmerking. De sollicitante wees erop dat in het verleden verschillende vrouwen patrones waren geweest, maar kreeg de opdracht aan te tonen dat zij geen levende
| 17 | ||||||||||||||||||||||||||
broers had. Die had zij wel, zodat uiteindelijk noodgedwongen dr Burckhardt te Ouddorp in februari 1839 voor zijn zoon het het ambt aanvroeg. Op 15 maart 1839 fiatteerde de Minister van Binnenlandse Zaken zijn aanstelling. Ter gelegenheid van de vierde afwijzing van Izaak Bilderdijk verwaardigde de Minister zich op 29 december 1837 een interpretatie van de stichtingsakte prijs te geven, die nadien maatgevend zou worden bij vergelijkbare opvolgingsperikelen. De stichtingsakte zou bepalen dat in het geval van resignatie, quod kaeres et possessor campi seu praeti praedicti, puta patronus -ipse tune resignet praedictum pratum cum jure patronatus proximiori haeridi de consanguinitati praedicta moet geacht worden te hebben gewild, dat de vraag wie in deze de proximior haeres is, zou worden beslist volgens de regelen, welke diezelfde acte ten opzigte van het regt der opvolging in het bezit der weide en van het met die weide verbondene patronaatschap der beide beneficiën heeft vastgesteld. Dat voorschreven acte hieromtrent heeft voorgeschreven quod dictum pratum jure successionis cum praedicto jure patronatus de Laurentio dus den naasten erfgenaam van Laurentius et sic deinceps semper ad proximiorem haeredem, de ipsius tamen domini Ghyselberti fundatoris consanguinitate ut praefatum devolvatur Dat voor zooverre er nog twyfel kon overblyven of hier onder de woorden proximior haeres, de naaste erfgenaam van den patroon, dan wel de naaste erfgenaam van den fundateur te verstaan zy, die twyfel in het faveur des erfgenaams van den patroon wordt opgeheven, deels door de als voorwaarde van opvolging bygevoegde clausule de ipsius tamen domini Ghyselberti fundatoris consanguinitate, deels en voornamelyk door deze verdere bepaling van de acte van stichting, onmiddelyk op de aangehaalde woorden volgende, et si talis proximior haeres possessor habuerit haeredes seu proles, ex illis senior secularis, sive clericus sive laïcus et indefectum masculi etiam si femina fuerit, solus vel sola et in solidum in dicto prato cum dicto jure patronatus succedat illudque habeat et teneat.
Jan Christiaan deed op 23 april 1851 voor een notaris te Utrecht van zijn erefunktie afstand met als argument geen
| 18 | ||||||||||||||||||||||||||
nakomelingenschap te hebben en werd door zijn zus en opvolgster beleend met een beneficie. IV. CRISJE BURCKHARDT14 (Christina Wijnanda) is op 10 mei 1811 geboren te Langer-Aar en overleed op 3 januari 1870 te Hoorn. Aldaar was haar man Johannes Cornelis ten Brummeler Andriesse15 predikant. Op 9 oktober 1809 was hij te Gouda geboren uit het huwelijk van Gérard Jacques ten Brummeler Andriesse en Johanna Maria van der Grijp. Hij had te Utrecht theologie gestudeerd, werd in 1834 tot de dienst toegelaten, in 1836 hulppredikant te Waddingsveen en nog in hetzelfde jaar op 5 juni bevestigd als hulpprediker te Oostmond. Op 24 mei 1842 werd hij beroepen te Hoorn en op l mei 1881 ging hij met emeritaat, waarna hij zich vestigde te Hippolytushoef op het eiland Wieringen. In 1873 gaf hij een deel van de briefwisseling van Bilderdijk uit onder de titel Mr. W. Bilderdijk 's Eerste Huwelijk, naar zijne briefwisseling met vrouw en dochter (1784-1807). De domineesvrouw werd na in 1837 te zijn afgewezen op 16 mei 1851 door de Minister van Financiën als patrones van het Bacx-koorke in de Sint-Janskathedraal te 's-Hertogenbosch erkend. Zij hielp haar zoon Louis aan een beneficie. In 1868 copieerde de Bilderdijkbiograaf dr Wap ten huize Ten Brummeler
| 19 | ||||||||||||||||||||||||||
Andriesse een daar berustende copie van de stichtingsbrief van het Bacx-koorke. Een maand na het overlijden van Crisje Burckhardt vroeg Wap aan diens weduwnaar om de Bilderdïjkpapieren te vermaken aan de Leidsche Maatschappij. Vermoedelijk betreft het dezelfde papieren die in 1985 door de familie Ten Brummeler Andriesse werden afgestaan aan het stadsarchief van Den Bosch en waarover Crisje in 1837 aan koning Willem had geschreven: Ter staving van haar regt en verdere opheldering van den aard van deze fundatie beroept de suppliante zich eensdeels op de stukken door haren oom L Büderdijk bij zijn [...] regt van patronaatschap verworven overgelegd, en welke stukken gedeeltelijk uit den boedel van der suppliante grootvader en moeder abusivelijk tot hem zijn gekomen. Kinderen uit dit huwelijk:
V. LOUIS TEN BRUMMELER ANDRIESSE16 is op 28 oktober 1837 geboren te Oostmond en trouwde te Rotterdam op 22 juli 1868 | 20 | ||||||||||||||||||||||||||
met Elisabeth Johanna Rosa Curioni, aldaar geboren op 16 augustus 1839, dochter van Camillus Alouisius Curioni en Hendrika de Jongh. Louis was in 1854 gekwalificeerde bij de directie van het Postkantoor te Hoorn, daarna onderdirekteur van het P.T.T.-kantoor te Velp en sinds 1885 direkteur te Venlo. In 1854 begaf zijn moeder, na het overlijden van haar broer Jan Christiaan, Louis een van de beneficies van het Bacx-koorke. Toen zij in 1870 overleed, deed zich weer een patronaatsopvolgingsprobleem voor, daar zowel Lodewijk Willem Bilderdijk als Louis ten Brummeler Andriesse om het ambt vroegen. De Minister van Binnenlandse Zaken won in juni advies in bij de landsadvokaten over de vragen of de resignatie van Lodewijk Willem Bilderdijk in 1838 een definitief karakter had en of bij geschillen in zake het patronaatschap de beslissingsbevoegdheid bij het administratieve gezag lag. Op de eerste vraag kwam het antwoord dat jure canonico nullum beneficium quocumque nomine appellatur obtineri potest ante annum decimum quartum non quidem completum sed inchoatum, dat patronaatschap en beneficiaat onverenigbaar zijn en dat de afstand uit 1838 geen resignatio simplex, maar een resignatio in favorem vel conditionalis was. Het incompatibiliteitsprobleem zou zich voordoen, doordat Louis was voorgedragen als patroon en tevens als vader van een onmondige beneficiant (Marius) diens inkomen zou genieten. Willem Bilderdijk had nog in zijn dissertatie de stelling kunnen opnemen: patri non competit ususfructus feudi in filium familias collati -, maar de onderhavige feodale rechten waren afgeschaft.
Op de tweede vraag antwoordde de landsadvokaat: Naar ons inzien zijn de vicarijen niet zuiver van burgerregtelijken aard. Het zijn beneficiën, stichtingen, genot van vruchten van goederen, die geen eigenaar hebben. - Zoodra dus ontbreken de zoodanige, die volgens de stichtingsbrief regt hebben op patronaatschap, dan vervalt de stichting ter beschikking van den Staat. - de Staat heeft derhalve belang bij het toezigt, en het ware te wenschen, dat het toezigt scherper en de regeling der zaak krachtiger geweest ware, zoowel als de handhaving der regels, bij de stichting gesteld. Vroeger lag het toezicht namelijk bij de bisschop, zonder wiens goedkeuring geen overgang van patronaatschap of beneficiaat mogelijk was. Het is wel eens twijfelachtig, aldus de landsadvokaat, of de
| 21 | ||||||||||||||||||||||||||
Portret van Louis ten Brummeler Andriesse (75 x 100 cm, in 1873 geschilderd door H. Sappnaar). (Foto en inlichtingen van de eigenaar, P. van Reysen te Aldershot). | 22 | ||||||||||||||||||||||||||
regeling op de geestelijke goederen van 8 mei 1814 voldoet. Na veel vijven en zessen werd gekozen voor de onderdirekteur van net postkantoor te Velp, Louis ten Brnmmeler Andriesse, weer met het onjuiste argument dat hij nader van den bloede was dan L.W. Bilderdijk. Drie weken na zijn aanstelling begaf hij aan zijn zoontje Marius het beneficie, dat door zijn resignatie vaceerde. Op 17 september 1888 is Louis te Venlo overleden. Zijn weduwe nam enige tijd het patronaatschap waar. Zij vestigde zich te Teteringen, verhuisde in 1898 naar Bergen op Zoom en in 1907 naar Nijmegen. Haar kinderen waren:
| 23 | ||||||||||||||||||||||||||
VI. LOUISA CAMILLA TEN BRUMMELER ANDRIESSE18, te Velp geboren op 23 december 1872, trouwde te Bergen op Zoom op 23 november 1898 met Laurens Florus Joseph van Reysen. Hij was aldaar geboren op 30 oktober 1865 en overleed er op 20 mei 1927; Laurens Floris van Reysen en Maria Elisabeth Herfs waren zijn ouders. Van beroep was hij grossier in zadelmakersartikelen, zadelmaker en rijtuigschilder. Na het overlijden van haar vader in 1888 kwam allereerst haar broer Marius in aanmerking om hem als patroon van het Bacxkoorke op te volgen. Hij bedankte op 13 april 1889 ten overstaan van notaris Roersch te Venlo voor de eer en de Minister van Binnenlandse Zaken vroeg aan het provinciaal bestuur van Noord-Brabant om advies. De commissaris van de koning antwoordde dat hij de stichtingsbrief niet kon vinden. Hij raadpleegde de bisdom sgeschiedenissen van Coppens en Schutjes en vormde zich na lezing het volgende oordeel: Niet onopgemerkt mag ik laten, dat de mededeeling van voorgemelde geschiedschrijvers omtrent de verplichtingen aan de stichting verbonden en uit het fonds te kwijten, zeer weinig overeenkomt met de bestemming, die thans aan het fonds schijnt gegeven te worden. Blykbaar is er thans en-
| 24 | ||||||||||||||||||||||||||
kel sprake van een 'don gratuit' en valt noch aan ondersteuning der armen, noch aan kerkelyke handelingen meer te denken. Dat met de collatie in 1917 door Louisa Camilla aan haar zoon Florus er voor het eerst sinds 1638 weer een katholieke beneficiant van het Bacx-koorke kwam, zal nauwelijks een tegemoetkoming aan de bezwaren van de commissaris zijn geweest.
Louisa Camilla ten Brummeler Andriesse overleed te Bergen aan Zee op 22 oktober 1951.
Haar kinderen waren:
VII. FLORUS LOUIS MARIA VAN REYSEN19 is op 23 december 1899 geboren te Rotterdam, werd soldaat, was in 1924 sergeant en tot hij werd afgedankt in 1956 adjudant onderofficier administrateur bij de landmacht. Nadien was hij administratief ambtenaar bij het Rijksmuseum te Amsterdam. Hij woonde sinds 1916 te Kampen, tot 1922 te Almelo, in 1924-1946 te 's-Gravenhage, daarna te Bergen, sinds 1954 te Amsterdam en sinds 1964 te Uden. Hij was op 10 december 1923 te Breda getrouwd met de daar op 25 oktober 1902 geboren Francisca Cornelia Weerts. Op 29 november 1984 is hij overleden te Veghel. Op voordracht van zijn moeder werd Florus na het overlijden van Maurits Bilderdijk in 1917 benoemd tot beneficiant van het Bacx-koor; de Minister van Staat akkordeerde met deze aanstelling op 14 januari 1918. Na het overlijden van Louisa Camilla ten Brummeler Andriesse in 1951 volgde Florus van Reysen haar op als patroon van de stichting. Op 6 juli 1982 schreef hij mij over het beneficie-inkomen van ƒ 126,30 per jaar: Waar het geld vandaan komt, weet ik niet. Mijn Moeder vertelde mij dat het de opbrengst was van een stuk land bij 's-Hertogenbosch. Ik heb geen ander inkomen als begever. Alles wat ik weet heb ik uit verhalen van mijn Moeder. Haar verhaal is het volgende: door een Kanunik Bax is in de kerk te 's-Hertogenbosch een altaar gesticht
| 25 | ||||||||||||||||||||||||||
en door onze voorvaderen zou hij geld hiertoe hebben gekregen en waarvan de rente door het Backskoor wordt betaald. Kinderen:
| 26 |
Noten | |
1. | De meeste genealogische informatie van deze paragraaf is ontleend aan M.G. Wildeman, 'Bilderdijk en de genealogie', in: Mr. Willem Bilderdijk. Gedenkboek uitgegeven door de Bilderdykcommissie (Amsterdam, 1906). |
2. | I. da Costa, De mensch en de dichter Willem Bilderdijk; eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter, en schriften (Haarlem, 1859) 6, 7, 8, 11, 381, 382. W. Bilderdijk, 'Begin of inleiding van eigenlevensgeschiedenis van Mr W. Bilderdijk. Naar zijn eigenhandig opstel, onder zijne nagelaten papieren gevonden' in: H.W. Tydeman ed., W. Bilderdijk, Geschiedenis des Vaderlands (13 dln, Amsterdam, 1833 e.v.) XI (1837) 168, 169, 175-195. De dichtwerken van Bilderdijk (15 dln, Haarlem, 1856-1859), XII (1859) 406. P.C. Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche universiteit ('s-Gravenhage, 1923) V, 262. R.A. Kollewijn, Bilderdijk; Zijn leven en zijn werken; Naar oorspronkelijke en voor een groot gedeelte onuitgegeven bescheiden samengesteld (2 dln, Amsterdam, 1891) I, 21. |
3. | Bilderdijk, 'Begin of inleiding', 194. Da Costa, De mensch, 9-10. Kollewijn, Bilderdijk, I, 18-19. |
4. | J. Bosch, Mr. Willem Bilderdijk's briefwisseling; Aanvullende uitgave. I 1772-1794 (Wageningen, 1955) 91. Kollewyn, Bilderdijk, I, 201. |
5. | W. Meschert ed., Brieven van Mr. W. Bilderijk (Amsterdam, 1836) I, 152. Bilderdijk, De dichtwerken, 400-423. Bosch, Briefwisseling, 19, 41. |
6. | ARA 's-Gravenhage, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs (1807) 1875-1916, Vicarieën en Beurzenstichtingen 303, no 397, 15 april 1836; no 400, 7 juni 1836; no 406, 30 december 1836. Idem, Vicarieën en Beurzenstichtingen 326, 5 april 1836; 29 april 1836; 7 juni 1836; 14 november 1836; 30 december 1836; 23 augustus 1837; z.d. (ontvangen 30 september 1837 onder nummer 53). Bilderdijkmuseum Amsterdam, hs G 44, akte van collatie, 28 juni 1798; staten van inkomsten, 1824, 1825 eu 1845. Universiteitsbibliotheek Leiden, hs LtK 877-I, no 46. GA 's-Hertogenbosch, Aanwinsten 1985, dossier Bacx-koorke, ongedateerde copie van een rekwest aan de Minister van Justitie (1832); vier eensluidende, ongedateerde copieën aan de Minister van Binnenlandse Zaken (1832); rekwesten aan idem, gearresteerd 30 december 1836 en 29 december 1837; copie van de brief van prof. Tydeman van 8 augustus 1837 |
7. | ARA 's-Gravenhage, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs (1807) 1875-1916, Vicarieën en Beurzenstichtingen 301, no 21, 17 september 1808. |
8. | GA 's-Hertogenbosch, Aanwinsten 1985, dossier Bacx-koor, brief van Lodewijk Willem Bilderdijk de dato 20 mei 1851. |
9. | Adriaenssen, 'De afstammingswaan en de genealogische poëzie van Willem Büderdijk', Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie, (XLI) 1987, passim. GA 's-Hertogenbosch, Aanwinsten 1985, dossier Bacxkoor, inkomensstaten van de 'eerste vicarie' van 1783, 1784 en 1786. |
10. | ARA 's-Gravenhage, Ministerie van Financiën, Amortisatiesyndikaat 3 april 1839, no 7. Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs (1807) 1875-1916, Vicarieën en Beurzenstichtingen 302, no 170, 15 november 1822. Vicarieën en Beurzenstichtingen 303, no 397, 15 april 1836. Vicarieën en Beurzenstichtingen 306, no 880. 26 oktober 1870. Vicarieën en Beuizenstichtingen 326, diverse stukken uit 1836, 1837 en 1870. GA 's-Hertogenbosch, Aanwinsten 1985, dossier Bacx-koor, brief van prof. Tydeman aan L.W. Bilderdijk, 3 februari 1838; brief van L.W. Bilderdijk aan [ds Ten Brummeler Andriesse], Delft, 19 april 1854; brief van de solliciteur François aan [Crisje Burckhardt?], 24 mei 1854; beschikking Minister van Binnenlandse Zaken op onder meer het rekwest van L.W. Bilderdijk, kapitein bij de infanterie te Gorinchem, 26 oktober 1870. Da Costa, De mensch, 384. |
11. | Centraal Bureau voor Genealogie te 's-Gravenhage, dossier Bilderdijk, waarin deze vraag: Eene Echtscheiding hier niet gevonden. Is zy ook gesteld onder curateele? ARA 's-Gravenhage, Ministerie van Financiën, Domeinen no 2237, diverse stukken, 1889. Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs, Vicarieën en beurzenstichtingen 307, no 1142, 10 juli 1889. Vicarieën en Beurzenstichtingen 326, 20 mei, 6, 10 en 28 juni 1889; juni 1889 (ingekomen op 11 juni). GA 's-Hertogenbosch, Aanwinsten 1985, dossier Bacx-koor, brief van M. Bilderdijk aan de weduwe Ten Brummeler Andriesse, Scherpenzeel, 19 april 1889, Utrecht, mei 1889 en 18 mei, 21 juni en 15 juli 1889; beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken, 18 juni 1889. Album Academicum van het Athenaeum Illustre en van de Universiteit van Amsterdam (Amsterdam, 1913) 34. |
12. | Bosch, Briefwisseling, 286, 289, 293. |
13. | ARA 's-Gravenhage, Ministerie van Financiën, Amortisatiesyndikaat 3 april 1839, no 7. Domeinen 2237, 16 mei en 4 juni 1851. Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs, Vicarieën en Beurzenstichtingen 305, no 633, 16 mei 1851. Vicarieën en Beurzenstichtingen 326, z.d. (ontvangen op 27 februari 1839 onder no 78); 23 april 1851. GA 's-Hertogenbosch, Aanwinsten 1985, dossier Bacx-koor, copie van de voordrachtbrief door W.E. Burckhardt van Jan Christiaan als patroon, april/mei 1838; beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken, 15 maart 1839. |
14. | Universiteitsbibliotheek G.U. Amsterdam, brievenverzameling 3 Ac 11, 7 maart 1868. ARA 's-Gravenhage, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs, Vicarieën en Beurzenstichtingen 305, no 677, 6 juni 1854. Vicarieën en Beurzenstichtingen 326, z.d. (op 30 september 1839 ingekomen onder no 53); 30 mei 1854. Ministerie van Financiën, Domeinen 2237, 12 juni 1854. GA 's-Hertogenbosch, Aanwinsten 1985, dossier Bacx-koor, rekwest van C. Burckhardt aan koning Willem (1837); rekwest van Izaak Bilderdijk, gearresteerd 29 december 1837; beschikking van de Minister van Binnnenlandse Zaken, 29 december 1837; brief van prof. Tydeman aan L.W. Bilderdijk, Leiden, 3 februari 1838; brief van C.J. François aan H.W. Tydeman te Leiden, 's-Gravenhage, 7 april 1851; schema van adres ten behoeve van de patrones (1851); beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken, 16 mei 1851; brief van solliciteur Frangois aan mr H.J. Tydeman, 's-Gravenhage, 20 mei 1851; brief van dr Wap aan ds Ten Brummeler Andriesse, 's-Gravenhage, 4 februari 1870. |
15. | J.P. de Bie en J. Loosjes, Biographisch woordenboek van protestantse godgeleerden in Nederland ('s-Gravenhage, zj.) I, 176-177. |
16. | ARA 's-Gravenhage, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs, Vicarieën en Beurzenstichtingen 306, no 880, 26 oktober 1870. Vicarieën en Beurzenstichtingen 326, 30 mei 1854; 6 juni 1854; 4 augustus 1870; 17 oktober 1870; 15 december 1870; 20 december 1870. Ministerie van Financiën, Domeinen 2237, 26 oktober 1870; 20 december 1870; z.d. (buro-Domeinen van het ministerie van Financiën aan de direkteur van de Registratie en Domeinen te Breda). GA 's-Hertogenbosch, Aanwinsten 1985, dossier Bacx-koor, beschikkingen van de Minister van Binnenlandse Zaken, 6 juni 1854 en 26 oktober 1870; brief van J.C. ten Brummeler Andriesse aan de Minister van Binnenlandse Zaken, Hoorn, april 1870; rekwest van Louis ten Brummeler Andriesse aan de Minister van Binnenlandse Zaken, Rotterdam, april 1870. |
17. | ARA 's-Gravenhage, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs, Vicarieën en Beurzenstichtingen 307, no 1135, l mei 1889. Vicarieën en Beurzenstichtingen 312, Staatsbegroting 1870, zitting 1869-1870, 2, 7e hoofdstuk B, no 132c, Lijst van vicarieën e.d. onder beheer van de staat. Vicarieën en Beuteenstichtingcn 326, 4 augustus 1870; 22 januari 1889; 2 februari 1889. Ministerie van Financiën, Domeinen 2237, 20 december 1870; l mei 1889. GA 's-Hertogenbosch, Aanwinsten 1985, dossier Bacx-koor, brief van Louis ten Brummeler Andriesse aan de Minister van Binnenlandse Zaken, Rotterdam, april 1870; beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken, 22 november 1870. |
18. | ARA 's-Gravenhage, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs, Vicarieën en Beurzenstichtingen 307, no 1135, l mei 1889. Vicarieën en Beurzenstichtingen 326, 22 januari 1889; 2 februari 1889; 16 maart 1889; 11 april 1889. |
19. | ARA 's-Gravenhage, Ministerie van Binnenlandse Zaken, afd. Onderwijs, Vicarieën en Beurzenstichtingen 309, no 1505, 14 januari 1918. Vicarieën en Beurzenstichtingen 326, 31 december 1917. |